19 maart 2020
Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet moet de opzegging onverwijld worden gedaan wegens een dringende reden.
De opzegging om een dringende reden moet zo spoedig mogelijk worden gedaan nadat de dringende reden zich heeft voorgedaan. Voor het antwoord op de vraag of het ontslag op staande voet al dan niet onverwijld is gegeven, is beslissend op welk tijdstip de feiten die als de dringende reden worden aangevoerd ter kennis zijn gekomen van de werkgever. Bij een vermoeden van een dringende reden heeft de werkgever de tijd om zich van de juistheid van dat vermoeden te vergewissen voordat hij tot ontslag overgaat. Hoeveel tijd de werkgever heeft is afhankelijk van de omstandigheden, zoals de aard en omvang van een eventueel noodzakelijk onderzoek en de voorzichtigheid die daarbij geboden kan zijn, de noodzaak om rechtskundig advies in te winnen en het verzamelen van bewijsmateriaal. De werkgever moet de nodige zorg betrachten om te vermijden dat de werknemer in zijn belangen wordt geschaad mocht het vermoeden niet juist blijken te zijn.
Hof Den Bosch is van oordeel dat een op 4 februari gegeven ontslag op staande voet onverwijld is gegeven, hoewel de werkgever al op 16 januari bekend was met een deel van de feiten waarop het ontslag gegrond was. De werkneemster is op die datum wel op non-actief gesteld. Volgens het hof was nader nader onderzoek nodig omdat de werkneemster van meer ongeregeldheden in de administratie en het beheer van contant geld werd verdacht. Het hof vond begrijpelijk dat met het uitvoeren van het onderzoek enige tijd was gemoeid. Het hof merkte verder op dat het ontslag op staande voet niet eerder dan op 4 februari had kunnen worden gegeven omdat de werkneemster door ziekte niet eerder beschikbaar was voor overleg.
Het hof oordeelde verder dat ook aan het vereiste van een dringende reden was voldaan. De werkneemster had zonder toestemming contant geld van de werkgever mee naar huis genomen. Het ging om een bedrag van minimaal € 25.000. In de administratie had de werkneemster dat niet vermeld. De administratie schoot tekort in die zin dat niet direct duidelijk werd hoeveel geld de werkneemster van de werkgever onder zich had. De werkneemster had ook de bedragen in de kluis van de werkgever te hoog op laten lopen, hoewel zij wist dat de werkgever maar voor een beperkt bedrag verzekerd was. De werkneemster werd ook verweten dat zij niet meteen de code van de kluis aan haar leidinggevende had gegeven en had geprobeerd onopgemerkt een envelop met geld terug in de kluis te leggen. De werkgever heeft zich volgens het hof terecht op het standpunt kunnen stellen dat hij het vertrouwen in de werkneemster volledig kwijt is geraakt.
Volgens het hof is het ontslag op staande voet rechtsgeldig.