26 mei 2016
Een onderneming kan ten laste van de winst een voorziening vormen voor uitgaven die aan de bedrijfsuitoefening zijn toe te rekenen en die in de toekomst met een redelijke mate van zekerheid moeten worden gedaan.
Een BV wilde ten laste van de winst van 2011 een voorziening vormen voor de kosten van sanering van bodemverontreiniging. De verontreiniging was al in 1999 geconstateerd en destijds als urgent aangemerkt. Volgens een besluit van Gedeputeerde Staten uit 2014 betrof het een geval van ernstige verontreiniging, maar was het niet spoedeisend. Wel werd de verplichting tot monitoren van de verontreiniging opgelegd.
Volgens de BV bestond ten tijde van het opstellen van de aangifte Vpb 2011 een redelijke mate van zekerheid dat de uitgaven voor de bodemsanering zouden moeten worden gemaakt. De Belastingdienst wilde dat ook met het besluit van de Gedeputeerde Staten rekening werd gehouden, omdat ook feiten die zich hebben voorgedaan na het opstellen van de aangifte in de beoordeling moeten worden betrokken. Afspraken gemaakt met de provincie over de sanering waren nog niet gemaakt en het bedrijf kon zonder hinder worden voortgezet. De rechtbank onderschreef de opvatting van de Belastingdienst dat rekening met het besluit van de provincie moest worden gehouden. Dat volgt uit een arrest van de Hoge Raad uit 2008. Volgens dat arrest moet rekening worden gehouden met feiten en omstandigheden die een licht werpen op de situatie per balansdatum, maar pas later bekend worden, zolang dat maar voor het definitief vaststaan van de aanslag het geval is. Vanwege het ontbreken van afspraken met de provincie over sanering en van de noodzaak tot sanering vanuit de eigen bedrijfsvoering vond de rechtbank dat er in 2011 geen voorziening gevormd mocht worden.
De BV wilde als alternatief een voorziening vormen voor de onderzoekskosten naar de omvang van de bodemverontreiniging en de kosten van monitoring van het grondwater. Voor deze toekomstige uitgaven is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria die aan de vorming van een voorziening worden gesteld. Uit het besluit van de provincie vloeit voort dat de uitgaven zich zullen voordoen, in ieder geval tot de bodem zal zijn gesaneerd.